B: Op naar Arusha
Door: Mafkeetels
Blijf op de hoogte en volg Tom
07 Mei 2009 | Tanzania, Dodoma
Op naar Arusha
Faces of nature (14-04-2009)
De bus is er weliswaar een van relatieve luxe – met ramen die open kunnen, bekleding die nog zacht is en, met moeite, de tand des tijds heeft doorstaan en die stuivend over de wegen gaat met een as die nog niet krakt – maar ondanks dat alles voel ik me toch een verblikt sardientje. Datzelfde gevoel als in het vliegtuig overvalt me, weliswaar minder erg, en ik zweer op alles dat me niet lief is dat men met opzet deze bussen niet op mijn lengte, die niet ongewoon is, heeft gebouwd. De stoel voor de mijne drukt hoe dan ook, al is het maar een beetje, pesterig tegen mijn knieschijven. Met Dar es Salaam al snel achter me en de dag voor me, ontvouwt het inland zich voor me zover als mijn oog reikt en tot ver voorbij de horizon; links en rechts heuvelen van groen, weelderig, zelfs overdadig begroeid, als een bevroren golfbeweging van de zee en die slechts lichtelijk door de wind beroerd wordt. Te midden van de planten, bomen, struiken en gewassen zie ik her en der hutten vervaardigt van leem, palmbladeren en mest. Soms eenzaam, vaak in kleine groepjes. De weg die wegsmelt onder dwang van de nog klimmende zon is hier als een grijze, kronkelende slang. Dan daalt verwondering neer, om de pracht en praal van de natuur, omdat zij hier nog niet is verkracht door ons mensen en nog fier op haar sokkel staat. Helaas tast de mens overal ter wereld de natuur ontoelaatbaar aan en dat terwijl wij allen zo wanhopig afhankelijk zijn van haar. Is dat niet uitermate dom?
Another long walk with Forrest Gump
Het fascinerende verhaal van Stephen King over een lange wandeling van 450 km door een conservatief en toekomstig Amerika komt al voor het middaguur tot zijn eind en ik verruil 'horror' voor 'humor' zonder zozeer van thema te veranderen: Forrest Gump, de man die een flinke wandeling door het leven maakt. Tussen het lachen om Forrest door merk ik op dat het landschap haast onmerkbaar verandert. De heuvelen bekomen zowaar bergen die zonder arrogantie op me neerkijken. Tegen de vaak steile hellingen ontdek ik weer de hutten van leem, op plekken waar de grond, hier nu vuurrood, dat toelaat. Ik leg het boek weg, staar naar buiten en speel in mijn gedachten Elvis Presley, RHCP en Katie Melua af. Alsof ze het zo bedoelen, stopt de bus voor een korte pauze om en nabij lunchtijd. Althans, volgens mijn maag is het de hoogste tijd. Laffe koffie spoelt een nog laffere hamburger naar duistere diepten op de voet gevolgd door een uitgehard cakeje. Verzadigd, voorlopig. Daarna zonder ik me even af om te luisteren naar de stilte. De wind krult in mijn oorschelp en vormt zich tot een fluisterende stem. Ik versta de woorden echter niet. Bloesem gedragen door een zucht van de wind valt vrij, alsof het me de weg wil wijzen. Ergens doet het dat, ook al weet ik dat nu nog niet, maar ik zal uiteindelijk rondreizen als een blad in de wind. Spontaan en vrij.
Thinking freely
Hemel en aarde. Daartussen moet meer zijn, denk ik niet voor de eerste keer als de bus weer rijdt. Meer dan veel mensen lief is en dan mensen durven te zien wijst hierop, geloof ik. Maar het is ongrijpbaar, vooralsnog onbewijsbaar en onbegrijpbaar. Dat maakt het soms zo beangstigend. Toch ligt daarin de kracht van dit fenomeen besloten. Geloof ik. Slapen. Een normaal mens slaapt eenderde van zijn of haar leven en weer een deel daarvan dromen we. Ik ben geen wiskundig wonder, verre van dat zelfs, maar zelfs ik kan concluderen dat dat een serieuze tijd van ons leven is. Wiskunde is overigens zo exact en zo logisch dat het altijd klopt en dat uit dezelfde som altijd hetzelfde antwoord komt. Mits het klopt. Dat is toch saai? Toegegeven, wellicht ben ik dat van mening vanwege mijn onkunde. Terug naar het slapen, terug naar de wereld van dromen. Ook dat is in grote mate ongrijpbaar voor de mens, maar niet beangstigend. Althans, meestal niet. Het is trouwens een vrucht voor de geest en daarmee interessant dus. Sommigen beweren dat we elke nacht even afstand doe van al het aardse, om tot rust te komen en onbewust balans te vinden of in elk geval hints daartoe. Anderen weten niet wat ze van dromen moeten vinden of doen het af als onzin van het brein. Het is de eerste gedachte die ik aanhangig ben en die me bovendien mateloos fascineert. Daarom geloof ik dat de wereld van dromen het waard is verder te ontdekken, omdat het van grotere waarde kan zijn dan het nu is. Onderdrukte, onvervulde en/of onbewuste verlangens genieten hier alle vrijheid. Wellicht is de omgeving die we graag de 'echte wereld' noemen meer een illusie dan de 'droomwereld'. Een gekke gedachte, dat besef ik, maar niet een zonder bestaansrecht. Want het zou niet de eerste keer zijn – en, helaas, zeker niet de laatste keer – dat de mens er volledig naast zit. In navolging van mijn broer, die woorden geeft aan mijn kronkels, geloof ik dat religie de uitwas is van een primitiever mens en dat religie met het Christendom en de vorming daarvan een verkrachting heeft ondergaan waardoor de ware boodschap en bedoeling verloren is gegaan. No offence. Sorry dat ik het zeg, want het klinkt waarschijnlijk koud en harteloos, maar ik geloof ook dat de Christenen het verst van de waarheid af zit. De Bijbelse God komt meer voort uit de behoefte aan een vaderfiguur dan uit absolute, universele waarheid. 'Hij' (ook zo typisch voor de mens om een 'man' aan het roer te zetten) zou een baard hebben en twee gezichten – van wraak en barmhartigheid – is daarmee een gevolg van menselijke polarisatie – relativiteit, een kan niet zonder het ander – en dat terwijl ongeveer alle overige eigenschappen een zekere absoluutheid verlangen. Wat het 'Hij' gedeelte betreft, sympathiseer ik met feministen die zich hierbij ongemakkelijk voelen. Maar goed, wat kunnen wij 'slechts mensen', met onze beperkte hersenmassa, nu eigenlijk werkelijk begrijpen van een iets dat zogezegd tijdloos, boven-dimensionaal en alwetend is? Nee, als je het mij vraagt, is de Bijbelse God een kortzichtige schepping van de mens. Niet meer en niet minder. Overigens, voor zij die nu denken, en daar hebben zij enige aanleiding toe, dat ik een goddeloos geloof heb en me schuldig maak aan blasfemie: Ik geloof simpelweg niet in de God waarin jullie wel geloven. Wellicht geloof ik wel in een God waarin jullie niet geloven. Wie maakt zich dan schuldig aan blasfemie? Pardon? Het staat geschreven? Wel, mijn woorden ook, nietwaar? Ach, het maakt eigenlijk ook allemaal niet uit. Want het gaat allemaal om balans, boven de waarheid, en elk geloof vervult in elk geval die behoefte!
There she is, again...
Enkele minuten of uren later vind ik de weg terug naar de bus en de reis uit het doolhof van mijn gedachten. In een glimps zie ik op een wegwijzer dat we Moshi naderen, een dorp aan de voet van de Kilimanjaro. Een korte stop geeft ons de gelegenheid onze gidsen voor de Kilimanjaro de hand te schudden en even vlug te spreken. Twee minuten alles bij elkaar geven me een goed gevoel over de vader en zoon. Haar silhouet aan de horizon is ontzagwekkend en nadat wij haar vanuit het vliegtuig van boven hadden gezien, ziet zij ons nu voor het eerst van boven. In deze omgeving geven de bergkammen de grenzen van het gebied aan, zo lijkt het, net als in de Leeuwenkoning. Ome Berggeit komt hier superlatieven te kort, al geloof ik dat hij er toch naar blijft zoeken. Hoe dan ook. Terwijl ik oom een bericht stuur, alsmede andere leden van mijn familie, ronkt en schudt de bus weer met eindbestemming Arusha.
Baridi ndogo
De kleine wijzer wijst recht naar het zuiden en de grote recht naar het noorden als we Arusha binnenrijden. De temperatuur is hier merkbaar aangenamer dan in Dar es Salaam, met de regen heeft het wel iets van een lente in Nederland. Al voor ik de grond heb kunnen raken met mijn voet word ik bedolven onder een stroom van taxi chauffeurs die allemaal vechten om de eer mij te mogen vervoeren. “Is it ok with you guys if I first arrive here in Arusha?” vraag ik allen tegelijk. Na drie keer opent de menigte zich voor me en kan ik uit de bus stappen. Een paar hyena's volgen me op de hak, maar Mwinyi, die deze week in Arusha bij ons is, laat hen in niet mis te verstaan Swahili – zelfs ik met mijn beperkt Swahili heb geen woordenboek nodig – dat ze beter even achteruit kunnen. Nadat we toch een paar keer adem hebben gehaald en geld uit de muur hebben getrokken, nemen we een taxi naar onze verblijfplaats; Backpackers Arusha. De chauffeur hoopt aan ons een flinke duit te kunnen verdienen door de prijs te verdubbelen. Nee, vriend, dat feest gaat niet door, helaas voor jou zijn we al enkele maanden in Tanzania. Voor minder dan de helft mag hij rechtsomkeert maken...
Stupid doors and the Meru Inn
Bart en ik installeren ons in een kamertje waar amper een bed voor anderhalf persoon kan staan en Mwinyi vind zijn bed verderop in de gang. Het valt me meteen op dat de deuren hier waanzinnig idioot zijn; aan de buitenkant zit een slot die een persoon makkelijk in kan sluiten. De avond is al gevallen en mijn maag speelt weer op. In dit hotel is niet veel aan avondeten te vinden en dus zoeken we ons heil aan de andere kant van de straat bij het Meru Inn. Een gezellig onderkomen met drie verdiepingen die elk een balkon hebben met uitzicht op een soort van open binnenplaats. Van boven en van onder hoor ik mensen elkaar groeten. Naar het blijkt kun je hier ook overnachten en we komen met zijn drieën al snel tot de conclusie dat als het eten hier goed is, de kamers in elk geval normaal en de prijs niet abnormaal we de volgende ochtend naar hier gaan verkassen. Ja, het eten is uitstekend, ja, de kamers zijn normaal en hebben zelfs een eigen badkamer, en ja, de prijs is niet abnormaal maar zelfs relatief goedkoper dan Backpackers. En dus nemen we onze spullen na een krappe nacht, want Bart en ik deelden het anderhalve bed, naar de overkant om ons daar goed en wel te installeren. Daarmee begint 15 april voor ons in elk geval op een goede manier!
Swedish or sweet dish?
Noemenswaardig om te vermelden en gezien hetgeen ik op moment van schrijven weet – dat is drie weken nadat dit daadwerkelijk heeft plaatsgevonden – is de ontmoeting met Mirjam en Inricka bij de receptie van het Meru Inn. Het blijkt dat ook deze twee Zweedse meiden de nacht ervoor hebben doorgebracht in het krappe Backpackers en dat ook zij hun heil zoeken hier. We spreken kort, wetend dat we elkaar hier toch wel tegen zullen komen, en dan scheiden onze wegen voor die dag.
-
13 Mei 2009 - 20:45
T. José:
Je natuurbeschrijving is zo treffend, dat ik me er een voorstelling van kan maken en in gedachten meereis in de auto. Wat fijn dat jij er zo van kunt genieten. Kon je dat destijds ook al in de alpen en de dolomieten of zag je het toen meer als een sport?
Reageer op dit reisverslag
Je kunt nu ook Smileys gebruiken. Via de toolbar, toetsenbord of door eerst : te typen en dan een woord bijvoorbeeld :smiley